ONZE JONGENS TERUG UIT DEN VREEMDE
Shalom
We zijn weer thuis. Na bijna drie maanden Portugal parkeerden we een volgeladen auto voor ons huis en constateerden dat er zo op het eerste gezicht niets veranderd leek. De sleutel paste nog in het slot, blindelings vonden we het lichtknopje in de gang, liepen door opgeruimde kamers en snoven de vertrouwde huislucht in.
Alles leek dan misschien onveranderd, toch was hier het een en ander gebeurd. Om maar eens iets te noemen; er was tijdens onze afwezigheid, in ons bed nog wel, een klein Joods prinsje geboren. Shalom. In het verre Lissabon bekeken we de foto’s die zijn trotse ouders ons appten. Zo zagen we ons huis zoals we het nog niet kenden; ons bed op klossen, daarnaast een ouderwetse wieg. De studeerkamer ingericht om luiers te verwisselen en bovenop de secretaire een bord met beschuit met muisjes. Maar vooral een heleboel foto’s van Shalom die met een opmerkelijk heldere blik recht in de camera keek. Alsof hij zich volkomen bewust was van dat hij een mooi regeltje heeft bijgeschreven aan de geschiedenis van ons huis.
Shalom ligt ondertussen in zijn wiegje in Israël en wij zijn alweer helemaal terug van weggeweest. Behalve dat er een gemeen griepvirus door Nederland waart is hier niet veel veranderd. Ook wij niet. Al na een dag vielen wij terug in oude patronen en deed Co haar plasje op de vaste plek. Geen loeisterke pingado ’s ochtends bij de kiosk maar een braaf kopje Douwe Egberts boven de krant.
Eén geluk: elke nacht droom ik van Portugal; van de trammetjes die door onze straat knersten, van hoge groene bomen langs de avenue en van bootjes op de Taag. Overdag verbleken die warme beelden in het kille licht van februari maar ’s nachts ben ik er weer. Ik denk dat ik vanavond maar eens vroeg naar bed ga.